Cookievoorkeuren
InstellingenIk ga akkoord
Gepubliceerd op 1 juli 2020

Na een periode van acht jaar neemt Leen Kazemier voor de tweede keer afscheid van het bestuur van het BPL. Op de valreep hebben wij nog vijf vragen aan Leen kunnen stellen. Zijn antwoorden treft u in dit bericht aan.

1. Hoe kijk je terug op je periode binnen het BPL?
Vooral met veel plezier, al die jaren heb ik het bestuurslidmaatschap als prettig ervaren en graag gedaan. Dit geldt voor zowel de eerste (1993 – 1999) als de tweede periode (2012-2020).

2. Wat verbond jou met het BPL dat je twee keer in het bestuur hebt gezeten?
De eerste keer had te maken met de privatisering van het Loodswezen. Voor deze privatisering was een werkgroep in de regio actief die zich bezig hield met het uitrekenen van de collectieve waardeoverdracht. Hier was ik destijds bij betrokken. Toen het BPL ontstond werden de bestuurszetels voornamelijk ingevuld door de regiovoorzitters. Pas later kwam er ruimte voor de overige loodsen. Toen er in 1993 een vacature ontstond heb ik me aangemeld voor het bestuur. Dat heb ik toen namens de actieven voor zes jaar gedaan. Toen ik in 1999 met pensioen ging heb ik het bestuur verlaten, aangezien ik niet meer als bestuurslid namens de actieven kon participeren.

Daarna ben ik gaan varen als aflos-kapitein en lid geworden van de NVKK. Daar ben ik gestrikt om deel te nemen aan de deelnemersraad van Bpf Koopvaardij. Al snel daarna werd ik bestuurslid van dat pensioenfonds. Vanwege een discussie over de zetelverdeling tussen de sociale partners stond de NVKK bestuurszetel ter discussie. Tegelijkertijd ontstond er een vacature bij BPL. Daar heb ik toen weer voor gekozen. Het BPL is wat dat betreft qua bestuursmodel veel eenvoudiger, je hebt daar niet te maken met werkgevers en vakbonden. Daarnaast dient het bestuur allemaal hetzelfde doel en heeft dezelfde achtergrond. In eerste instantie was het de bedoeling dat ik voor vier jaar in het bestuur zou zitten, op verzoek van de voorzitter Robert de Jonge werden dat er uiteindelijk acht.

3. Waar ben je het meest trots op?
Toen Robert in 2016 benoemd werd als voorzitter ben ik het gesprek met hem aangegaan om de bestuursondersteuning op een andere manier in te richten. De wijze waarop Bpf Koopvaardij dat had ingericht sprak mij meer aan. De wijze waarop bij BPL de frontoffice georganiseerd was, was niet meer houdbaar in de huidige tijd. Samen met Robert de Jonge hebben we een gesprek gevoerd met Hylke Hylkema en Erwin Cramer van Bpf Koopvaardij om een mogelijke samenwerking te verkennen. Uiteindelijk heeft het bestuur, na een selectietraject voor bestuursondersteuning, besloten om het bestuursbureau op dezelfde wijze in te regelen. Dit geeft het bestuur meer structuur, is beter voorbereid op de toekomst en is minder operationeel bezig. Daarom ben ik er wel trots op dat deze verbetering o.a. op mijn aanraden is doorgevoerd.

4. Wat is jou rol in de afgelopen jaren in het BPL geweest?
Als patres familias had ik een onderscheidende rol in de verbinding binnen het bestuur. Met wat humor kon ik daar waar noodzakelijk de spanning uit de lucht halen. Daarnaast stond ik voor evenwichtige besluitvorming. Overigens was ik, indien nodig, ook in staat om met de vuist op tafel te slaan.

5. Wat wens het je het BPL naar de toekomst toe?
Uiteraard het allerbeste en dat we op dezelfde voet door kunnen gaan zoals we het de afgelopen 30 jaar al gedaan en bewezen hebben.
Het bewaren van de landelijke eenheid met de voeten op de vloer en het  behouden van voldoende draagvlak zijn daarbij sleutelbegrippen.